Dit onderdeel gaat over je argumentatie en de inhoud van je verhaal. Stel jezelf hier volgende vragen:

Beantwoord je alle vragen goed?

Bekijk de opdracht opnieuw en controleer of je alle onderdelen behandelt. Leg uit waarom je tot een bepaalde conclusie komt of wat je bedoelt met bepaalde stellingen. Ga niet in op elk detail en haal overbodige informatie weg. Controleer steeds of het nog wel over je onderzoeksvraag gaat.

Vertel je een duidelijk verhaal?

Maak een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en vermeld eerst de belangrijkste informatie. Voorbeelden en chronologische opsommingen zijn bijvoorbeeld bijzaken. Ook wie niets weet over het onderwerp, moet je tekst kunnen volgen (uiteraard niet met alle details). Introduceer telkens belangrijke ideeën, personen, organisaties, … met een kort zinnetje.

Maak je verbinding tussen de onderdelen?

Bind- of voegwoorden brengen structuur aan in je tekst en verduidelijken samenhang. Geef telkens de link met de vorige of de volgende alinea of zin aan. Dit zijn bv opsommingen (ten eerste, ten tweede, ...), tegenstellingen (daartegenover, daarnaast), tijdsindicaties (doen, daarna, wanneer, ...), enzovoort. In dit document vind je de theorie over voegwoorden en enkele oefeningen.

Gebruik je jargon op de juiste manier?

Gebruik niet zomaar vaktaal, want je lezer kent deze termen misschien niet. Schrijf in een taal die iedereen begrijpt en leg eventueel begrippen uit.

Controleer je teksten zelf met deze checklist. Wil je je tekst laten nalezen op argumentatie? Stuur ze dan door via de opdracht van deze module.

Zeer belangrijk: Als je ideeën van anderen gebruikt, ook in je eigen woorden of vertaling, zonder je bron te vermelden, pleeg je plagiaat. In je bronnenlijst vermeld je elke bron die je citeert. Bronnen die je gebruikte om zaken op te zoeken maar die je niet citeert, mag je eruit laten.