We spreken hier vaak over doelen opstellen of taken omschrijven of to do's in kaart brengen ... Maar hoe doe je dat nu?

1. Benoem het eindproduct.

Wat moet of wil je bereiken op het einde?
Bijvoorbeeld: een reflectieverslag van je stage.

2. Bepaal de fases.

Welke fases doorloop je om dit eindproduct te bereiken?
Bijvoorbeeld: cv maken, mails sturen, op gesprek gaan, de stage doorlopen, een reflectieverslag maken.

3. Bepaal de deeltaken.

Wat zit er allemaal in je eindproduct?
Bijvoorbeeld: een dagboek, een evaluatie en een toekomstplan.

4. Omschrijf de deeltaken concreet.

Welke vereisten hebben deze fases?
Bijvoorbeeld: het dagboek omschrijft dag per dag mijn taken. We hebben een sjabloon om elke dag te omschrijven. De evaluatie omvat mijn drie beste en drie slechtste momenten en de feedback van de stagementor.

Zo zet je dus niet in je planning 'reflectieverslag maken' maar verdeel je dit in concrete taken. Omschrijf dit SMART:

Specifiek: ik schrijf mijn dagboek van week 1 met het sjabloon van de docent.
Meetbaar: ik kan meten of ik mijn dagboek van week 1 heb geschreven.
Acceptabel: het stagedagboek is belangrijk om de rest te begrijpen.
Realistisch: het is haalbaar om week 1 op vier uur te schrijven.
Tijdsgebonden: ik schrijf het op dinsdag van 8u tot 12u.